top of page
< Back

Half-space, wingback en inverted fullback: hoe een evolutie op de vleugel nieuw voetbaljargon doet ontstaan

Louis Soetaert

16 apr 2022

Eén van de opvallendste revoluties van de afgelopen jaren is de toenemende invloed van de backs. De statistieken bewijzen dat flankverdedigers vaker bij doelpunten betrokken zijn dan vroeger, zowel qua goals als qua assists. Deze evolutie gaat gepaard met het ontstaan van nieuwe benamingen voor de rollen van deze backs, zoals de wingback en de inverted fullback. Ook flankspelers komen steeds vaker van hun vertrouwde vleugel naar een meer centrale zone, de half-space genaamd. Hierdoor spelen moderne topploegen zelden met twee spelers op dezelfde vleugel. Wat is de oorzaak van deze evolutie en wat betekenen deze hippe termen eigenlijk?

Net als bij schaken is het ook bij voetbal een veelgebruikte strategie om het centrum te domineren. Er zijn twee eenvoudige redeneringen die deze strategie ondersteunen. Ten eerste kan een speler vanuit het centrum van het veld in alle richtingen een pass geven: vooruit, achteruit, opzij naar links en rechts en uiteraard ook alle diagonale richtingen daartussen. Op de flank blijven er slechts vijf van deze richtingen over door de grenzen van het veld. Bovendien bevindt een centrumspeler zich dichter bij de goal en bij zijn medespelers dan een speler die op de flank opgesteld staat: een pass van het centrum naar de flank is veel makkelijker dan een pass van de ene flank naar de andere.



Bewegingsrichtingen afhankelijk van positie

De flank heeft echter ook zijn voordelen. De ploeg die verdedigt, wil vooral de kortste weg naar het doel - door het centrum - blokkeren, waardoor er aan de zijkanten meer tijd en ruimte is. De vleugelspeler kan niet langs alle kanten belaagd worden zoals in het centrum, doordat de zijlijn ‘bescherming’ biedt. Tevens is het belangrijk om het veld breed te houden om de verdedigers uiteen te trekken en zodoende centraal ruimte te creëren.



Door hoger en breder te staan wordt het speelveld vergroot (blauwe zone)

Een nieuwe zone: de half-space

Een veld wordt tegenwoordig vaak in vijf verticale zones verdeeld in plaats van drie. Op die manier ontstaan de half-spaces, in het Nederlands ook wel halfruimtes genoemd, die de voordelen van het centrum en de flank moeten combineren. Zo bevindt een speler zich in de half-space dichter bij de goal dan een vleugelspeler en is het er minder druk dan in het centrum. Bovendien wordt de back van de tegenstander gedwongen een keuze te maken tussen het verdedigen van de half-space of de vleugel. Hierbij is het belangrijk dat er wel degelijk een speler op de flank staat, anders kan de back simpelweg naar binnen knijpen om het veld kleiner te maken, zonder iemand op zijn vleugel vrij te laten.






Kevin De Bruyne is één van de meesters in het bespelen van deze zone. In het vierkant tussen de verdediging en het middenveld, en tussen de back en de centrale verdediger van de tegenstander, vindt hij de tijd en ruimte in de half-space om gevaar te stichten met een voorzet, pass of schot. Ook eerder dit jaar, op bezoek in Brugge, vond De Bruyne vaak ruimte in deze zone: het leidde vroeg in de tweede helft zelfs tot een doelpunt. Terwijl Mahrez Sobol dwingt tot het verdedigen van de vleugel, vindt De Bruyne tot twee maal toe ruimte in de half-space. Hierdoor moet Nsoki zijn positie verlaten en ontstaat een opening in de Brugse verdediging, waar Walker handig gebruik van maakt.



De enkele vleugel en minimale breedte

Veel moderne ploegen spelen met slechts één speler op de vleugel. Op een trainingsveld van Bayern München langs de Säbener Straße liet Pep Guardiola zelfs lijnen kalken om verschillende zones aan te duiden. Eén van de basisprincipes die hij hiermee wou aanleren, is dat er slechts één speler zich in de buitenste zone mag bevinden. De spelers zijn vrij om onderling van positie te wisselen, zolang de posities bezet worden. De redenen hiervoor werden reeds gegeven: er dient een speler breed te staan, om ademruimte in het centrum te creëren. Het is echter niet opportuun om hier grote overtallen aan spelers te posteren door de grote afstand en kleine hoek naar de goal.



Het trainingsveld van Bayern Munchen met de 24 zones van Guardiola


Ook Tüchel begreep dit en liet zijn ploeg trainen op een veld waarvan de hoeken ‘afgeknipt’ zijn. Op deze manier wil Tüchel zijn spelers aanleren dat wanneer ze in verticale richting het doel van de tegenstander naderen, ze dit ook in horizontale richting dienen te doen. Dit wordt het principe van minimale breedte genoemd. De data ondersteunen deze hypothese want uit voorzetten vanop de vleugel wordt veel minder vaak gescoord dan uit voorzetten vanuit de half-space. Ook in verdedigend opzicht wil Tüchel dat zijn team eerst en vooral het centrum voldoende verdedigt. Vanuit dit opzicht kunnen we de keuze voor zijn diamant-vormige opstelling beter begrijpen.







Less is more: de vleugel

Teams die voetballend willen uitverdedigen kiezen steeds vaker voor enkele vleugels. Hierdoor kunnen twee spelers elders op het veld geplaatst worden en is het moeilijker om onder druk gezet te worden door de tegenstander. Dit heeft alles te maken met de houding van het lichaam ten opzichte van het veld en de tegenstander bij het ontvangen van een pass.

Bij de pass van een vleugelverdediger naar een buitenspeler, zoals van 2 naar 7 op de rechtervleugel, wordt de bal ontvangen met het gezicht naar de eigen goal. Door de verdediger in zijn rug en de zijlijn die de verdedigende ploeg aardig helpt, kan nummer 7 enkel terug achteruit spelen of de bal onder druk verliezen. Slechts 3 van de 8 richtingen, zoals eerder beschreven, behoren dus tot de mogelijkheden. Op de linkerflank, waar gebruik gemaakt wordt van een enkele vleugel, behoudt de vleugelspeler (8) zijn 5 mogelijkheden doordat hij de bal ontvangt met zijn rug naar de zijlijn, nadat door het centrum opgebouwd werd. Dit is één van de redenen waarom ploegen bij het druk zetten voornamelijk het centrum gesloten houden en de pass-lijn naar de vleugel vaak openlaten: het is als het ware het blokje kaas in de muizenval.



Afspeelmogelijkheden (linkerflank: enkele vleugel; Rechterflank: dubbele vleugel)

Wingback: lopen, lopen en nog eens lopen

Nu vele ploegen met een enkele speler op de vleugel spelen, ontstaan er ook nieuwe rollen die een benaming moeten krijgen. Eén daarvan is de wingback: een vleugelverdediger die de flank volledig voor eigen rekening neemt. De meeste systemen met drie centrale verdedigers maken gebruik van een wingback, die zowel de verdedigende als de aanvallende taken op de vleugel moet uitvoeren. Hierdoor dienen de wingbacks vele kilometers af te leggen omdat ze bij elke aanvallende en verdedigende actie een rol te vervullen hebben en deze zich op enkele tientallen meters van elkaar bevinden. Een nadeel hiervan is dat de vleugels kwetsbaar zijn in de omschakeling en dat de wingbacks vaak niet hoog genoeg staan tijdens de aanval om verdedigers achteruit te drukken.

Wingbacks hebben idealiter dus een groot loopvermogen en voldoende verdedigende kwaliteiten, alsook het vermogen om tegenstanders in één-op-één situaties, waarin ze vaak terecht komen, uit te schakelen.


Wingbacks zijn in de Belgische competitie ondertussen al schering en inslag, terwijl ze ook op het Europese toneel furore maken. Zo spelen Gent, Club Brugge, Union en sporadisch ook Genk al met wingbacks in combinatie met een driemansverdediging. Deze zomer was Spinnazola als wingback een onmisbaar deel van de Squadra Azzura die het EK op hun naam wisten te schrijven en ook de Rode Duivels (met Meunier en Carrasco), Atletico Madrid, Bayern München (Alphonso Davies in een viermansverdediging) en Chelsea schakelen hun backs in in deze rol.






Inverted fullbacks: de spelverdelers die in bijberoep de vleugel verdedigen

In zijn periode bij Bayern München beschikte Guardiola over vleugelaanvallers van wereldklasse met Ribéry en Robben. Zij waren echter niet in staat om al het verdedigende werk van de vleugel op te knappen maar Guardiola wou slechts één speler op de flank in balbezit. Hij gaf zijn backs, de ervaren Philipp Lahm en David Alaba, die reeds alles gewonnen hadden op clubniveau, de instructie om in balbezit naar binnen te komen om het centrum of de halfspaces te versterken. Een nieuwe rol was geboren: de inverted fullback. Deze spelers moeten de fysieke en verdedigende capaciteiten van een verdediger maar ook de vista en het voetballend vermogen van een spelverdeler bezitten. Het is niet toevallig dat Alexander-Arnold en Mazraoui, die respectievelijk bij Liverpool en Ajax deze rol vervullen, hun opleiding als middenvelder doormaakten. Later leerde Guardiola deze rol ook aan de backs van zijn nieuwe club Manchester City, waarna Walker, Delph, Zinchenko en Cancelo boven zichzelf uitstegen in hun nieuwe positie. Ook Ferlan Mendy (Real Madrid) en Dani Alves (FC Barcelona) spelen tegenwoordig sporadisch als inverted fullback.







Ook Kompany probeerde in zijn begindagen bij Anderlecht, logischerwijs beïnvloed door de ideeën van Guardiola, een systeem met inverted fullbacks te implementeren. Onder andere Killian Sardella en Sieben Dewaele moesten de Walker en Cancelo van het Lotto Park worden. Anderlecht begon aan het Kompany-tijdperk met een goede eerste helft tegen Oostende in juli 2019. Tegenvallende resultaten zorgden er later voor dat Kompany de inverted fullbackrol begroef. Dit seizoen gebruikt Kompany een klassieker systeem maar probeert hij toch het principe van de enkele vleugel toe te passen. Refaelov en Verschaeren spelen als zogenaamde ‘pockets’, dat wil zeggen dat ze vanaf hun flank naar binnen komen om zich aanspeelbaar te maken in de half-spaces. Ondertussen zorgen Murillo en Gomez voor breedte door de overlap te maken, met reeds vele assists tot gevolg.







We zien dat hedendaagse ploegen nagenoeg altijd met een aanvallende linie van vijf spelers aanvallen: één speler in elke zone. De vleugelspelers moeten het veld breed houden zodat de spelers in de half-space ruimte kunnen vinden tussen de linies. De spits die zich in het centrum dicht bij de goal bevindt moet uiteraard doelpunten maken maar ook proberen de centrale verdedigers te verleiden tot het verlaten van hun positie. Bovendien moeten deze vijf spelers bij een voorzet in de zestien aanwezig zijn om de kans op een doelpunt te vergroten. De overige vijf veldspelers dienen de restverdediging te verzorgen om tegendoelpunten te vermijden.







We zijn dus in een zeer interessante periode aanbeland waarin creatief omgegaan wordt met de klassieke backpositie. Dit zorgt ervoor dat ploegen meer mogelijkheden hebben om zich op te stellen, mede dankzij nieuwe posities. Hierbij wordt steeds vaker de volledige flank aan één speler toegewezen om met de extra spelers een overwicht te verkrijgen in het centrum en de half-spaces.


Beelden van Wyscout






bottom of page